Tafelgesprek zondag 24 april over ‘Licht dat ons aanstoot in de morgen’
Geschreven door Ilonka van der Sluijs - VisserAanstaande zondag willen tijdens het tafelgesprek met elkaar van gedachten wisselen over het lied: Licht dat ons aanstoot in de morgen.
Deelname link
Met deze link kun je zondag 24 april digitaal deelnemen. Vanaf 9.50 uur kun je inloggen. Ook als je nog niet eerder hebt meegedaan! https://us02web.zoom.us/j/87182862797
Bij de onderstaande tekst hebben we een tweetal vragen:
- Wat doet dit lied jou als je het in zijn geheel hoort of zelf zingt?
- Zijn er regels die je speciaal aanspreken?
Licht dat ons aanstoot in de morgen,
Voortijdig licht waarin wij staan
Koud, één voor één en ongeborgen,
Licht overdek mij, vuur mij aan.
Dat ik niet uitval, dat wij allen
Zo zwaar en droevig als wij zijn
Niet uit elkaars genade vallen
En doelloos en onvindbaar zijn.
Licht, van mijn stad de stedehouder,
Aanhoudend licht dat overwint.
Vaderlijk licht, steevaste schouder,
Draag mij, ik ben jouw kijkend kind.
Licht, kind in mij, kijk uit mijn ogen
Of ergens al de wereld daagt
Waar mensen waardig leven mogen
En elk zijn naam in vrede draagt.
Alles zal zwichten en verwaaien
Wat op het licht niet is geijkt.
Taal zal alleen verwoesting zaaien
En van ons doen geen daad bekijft.
Veelstemmig licht, om aan te horen
Zolang ons hart nog slagen geeft.
Liefste der mensen, eerstgeboren,
Licht, laatste woord van Hem die leeft.
tekst: Huub Oosterhuis
melodie: Antoine Oomen
Toegelicht: Lied dat ons aanstoot in de morgen
(Door dr. Oane Reitsma, predikant van de Protestantse Gemeente Enschede)
‘Licht dat ons aanstoot in de morgen’ is een lied uit 1978. Oorspronkelijk schreef Huub Oosterhuis het op de melodie van psalm 118, maar het werd pas echt populair op de melodie van Antoine Oomen. In die vorm kwam het eerst in Gezangen voor Liturgie (1983) terecht en later in het Liedboek (lied 601) De titel ‘Lied aan het licht’ (dus niet over of van het licht!), kreeg het pas later.
Licht als beeldspraak
Het is opvallend dat het lied zo populair geworden is, want het heeft zeker geen eenvoudige tekst. Steeds als je de tekst leest, openen zich nieuwe vensters van betekenis en geloof. De beeldspraak zet in ieder couplet in bij ‘licht’, maar daar komen in iedere regel nieuwe betekenissen bij. Dat zien we al in de eerste vier regels.
Prachtig is het beeld van het licht als een actieve kracht, die ons aanstoot in de morgen. Licht wordt hier een bijna voelbare fysieke kracht, waarbij natuurlijk het nieuwe licht van de paasmorgen – de lichamelijke opstanding – meeklinkt. Daarna klinkt echter meteen het woord ‘voortijdig’. Het is dus ook een licht dat ons vanuit de toekomst, die een bevrijdende toekomst is, tegemoet schijnt. Al zingend vraagt de gemeente (let op hoe mooi er met ‘ik’ en ‘wij allen’ gespeeld wordt) dringend aan dat licht, om ons allen te ‘overdekken’, als een warme deken in het koude bestaan.
Meteen na ‘overdek mij’, klinkt: ‘vuur mij aan’. Het licht is dus niet alleen een goedkope troost. Het kan in onszelf branden en ons ‘aanvuren’: de ik/wij word(en) actief deel van het verhaal. Een andere verrassende beeldspraak vinden we in het derde couplet, waar het licht ‘veelstemmig’ wordt genoemd. Dat is een term die je normaal gesproken kunt toepassen op muziek. Bij licht zou je eerder het woord ‘veelkleurig’ gebruiken. Maar in dit lied wordt het licht hoorbaar – wellicht door die veelheid aan stemmen die, tussen alle andere geluiden in de wereld door, al getuigt van die wereld waar mensen waardig leven mogen.
Je leert het alleen te zien als je het wilt horen, lijkt het lied te willen zeggen.
Actueel lied in coronatijd
Een goede tekst toont zijn kwaliteit door in nieuwe omstandigheden weer nieuwe betekenissen op te roepen.
Tijdens de afgelopen coronacrisis, waarin we zo op elkaar aangewezen waren, springen de volgende regels van het lied eruit:
Dat ik niet uitval, dat wij allen
zo zwaar en droevig als wij zijn
niet uit elkaars genade vallen …
Want we hebben elkaar zo nodig om het verhaal van hoop levend te houden. Maar ook springt eruit:
kijk uit mijn ogen of ergens al de wereld daagt.
Namelijk, die bevrijding waar wij allen zo naar verlangen en die kwetsbaren in de samenleving weer meer in de ruimte zet en tussen de mensen. En tot slot:
Alles zal zwichten en verwaaien
wat op het licht niet is geijkt.
Alles wat ons aan donkere krachten overvalt – of dat nu een virus is, of de moeilijke gevolgen die dat virus voor velen heeft, het zal niet beklijven.
Het licht (‘van Hem die leeft’!) zal het laatste woord hebben: het licht van de opstanding.
Overig liturgisch gebruik
Het Liedboek heeft het lied dan ook bij het Paastriduüm gezet. Als een lied voor de paaswake of paasochtend. Evenwel zijn er ook woorden die aan Kerst doen denken, en dan vooral het ‘kind’ (couplet 2, het Licht der wereld?) en het thema van geborgenheid. En wat te denken van het licht dat ons ‘aanvuurt’? Als vlammen op de hoofden? Maar het lied is ook goed in te zetten voor ‘algemener’ gebruik. Het wordt regelmatig gezongen als lied van hoop en elkaar vasthouden.Om het lied mooi te zingen, en dan het liefst in de vierstemmige zetting van Oomen, kun je het beste steeds 2 regels als één lange frase zingen. Ieder couplet bestaat dan als het ware uit 4 (lange) regels. Het lied kan een wat langzamer tempo prima verdragen (de componist heeft het een rustig tempo meegegeven), wat ruimte geeft om te tekst bewust te zingen. In dat geval moet je niet te veel ruimte nemen voor de ademhaling halverwege die 4 lange regels. Daar moet de melodie doorstromen. Dan blijft de spanning het mooist staan en zing je écht naar het licht toe.
Hartelijke groet, Janet Parlevliet en Meta van Zuylen