‘Volgens mij heb ik in een betonnen voorstad van Parijs de toekomst gezien’
Geschreven door André MeiresonneOverdenking van vrijzinnig voorganger André Meiresonne uit de nieuwste Vrijzinnige Klanken, het blad van de gemeente, over de toekomst die hij zag tussen het beton van de Parijse voorsteden.
Op Tweede Pinksterdag reed ik in alle vroegte met mijn kameraad Maarten naar Parijs. Want af en toe doen we een Béton Brut-uitstapje. Béton Brut is architectuur met heel veel beton, liefst zo ruw mogelijk. Een voorbeeld dichtbij is onze Haringvlietdam. Of de Krammersluizen, het grootste betoncomplex dat Rijkswaterstaat ooit liet bouwen. Het Topshuis op Neeltje Jans. Heeft u een beeld?
De banlieues van Parijs zijn ook gemaakt van beton. Immense buitenwijken, met flats en voorzieningen van beton. Ik geef toe, je moet ervan houden – en wij doen dat toevallig.
Nou staan de banlieues niet goed bekend. Een beetje zoals vroeger over de Bijlmer werd gepraat, maar dan erger. Broeinesten van criminaliteit, centra van geweld. Precies waarom ik u er nu over vertel.
Inmiddels waren we al een, twee uur bezig met onze architectuurwandeling en ik grapte: Heb jij al iemand van onze soort gezien, van ‘het Kaukasisch ras’? Nee, ongeveer niet. Heel veel kleuren, maar vrijwel niemand met onze bleke smoeltjes. En wat was het daar goed toeven.
Okee, een jongen werd boos dat ik een uitgebrand winkelcentrum fotografeerde. Snap ik, dat is ook geen reclame voor zijn wijk.
Wat me het meest opviel was de ontspannen sfeer. En hoe overal gebouwd en opgeknapt werd. Maar het mooist waren alle mensen die met elkaar leuke dingen aan het doen waren. Backgammon spelende mannen, voetballende jongens, dansende meisjes (foto). Dat ging die hele middag en ook de volgende dag zo door, op allerlei plekken die we bezochten, terwijl we tussen al dat heftige beton liepen.
U voelt wel, het meest onder de indruk was ik van de stemming in die miljoenenstad. Van het toeristische Parijs hebben we niets gezien. Ondertussen zagen we alle kleuren van de wereld, en hoorden we zoveel talen. En vooral onder de indruk hoe al die mensen, boven op elkaar en dwars door elkaar, samenleven. Dat kan dus.
Zonder gedoe, zonder narigheid. En toen we op dinsdagmiddag weer naar huis reden dacht ik: volgens mij heb ik de toekomst gezien.
En ja, de Olympische Spelen van 2024 zijn in mijn beleving daarvan een afspiegeling. Het vieren van vrijheid, gelijkheid, broederschap. Een uitbundig feest van diversiteit en inclusiviteit. In een lachende, schone stad, waar je weer kunt zwemmen in de Seine. Jaja, zult u zeggen. Een mooi romantisch verhaal. Doe maar lekker hoopvol.
Ja, beter van wel. Daarom schreef ik in het vorige nummer van ons kerkblad de overdenking ‘Het word alleen maar beter, al zou je dat niet denken’.
Maar het is echt waar. Het wordt beter. Als wij dat willen. En als de Fransen van de Seine zwemwater kunnen maken, dan moeten wij de vuilste sloten van het hele land toch ook schoon kunnen krijgen? Weet u waar die sloten zijn? Hier op Flakkee.*
*) Goeree-Overflakkee heeft het vuilste oppervlaktewater van Zuid-Holland. Oost-Flakkee zelfs het vuilste van Nederland. Oorzaak is de intensieve landbouw en de tulpenteelt. Over vijf jaar (!) wordt gestart met een nieuw gemaal bij Den Bommel om extra door te spoelen. Peilverhoging is een deel van de oplossing, maar dat ligt gevoelig bij boeren. Over twee jaar moet van ‘Brussel’ de kwaliteit ‘in orde’ zijn. |